Vief in gesprek met Jacques Vermeire
Jacques Vermeire zegt van zichzelf dat hij ‘maar een komiek’ is, maar wel een hele goeie, vinden we. Sommigen vatten zijn kunsten samen als smoelentrekkerij, anderen vinden hem de beste van de besten, feit is dat hij ongeveer iedereen doet lachen. Ook mij. De programma’s waar hij sinds het prille begin in 1985 allemaal aan meewerkte zijn absolute hitkanonnen: FC De Kampioenen, De Drie Wijzen en de filmpjes rond K3. Plus al de rest. Wees maar zeker: Jacques heeft het gemaakt en hij is onsterfelijk.
Hij woont in een villa in het groen van Keerbergen, het Sint-Martens-Latem van Brabant. Een mooi huis, een grote, gezellige tuin. Zijn twee kinderen uit het misgelopen huwelijk met Eva Pauwels zijn zijn gezellen van elke dag, dochter Julie en zoon Maxime. “Iets over mijn kinderen? Jonge mensen, fijne mensen. Ik zie ze verschrikkelijk graag en ik heb ze dolgraag bij mij. Ze mogen gerust nog een tijdje blijven. Ik heb er heel veel geluk mee. Ze zijn braaf en correct, doen hun ding. We komen heel goed overeen. Neem nu Julie. Ze is expressief als ik. Ondertussen heeft ook Maxime meer en meer de smaak te pakken. Je weet toch dat ik voor mijn 70ste verjaardag met hen allebei een show deed? Awel, dat was heel leuk. Ik zeg niet dat ik de ideale vader was voor hen, maar zeker geen afwezige.”
Ondertussen ben je bijna 71 jaar, Jacques. Je hebt al wat achter de rug.
“Een hele film, ja. Maar het was interessant, spannend, vaak leuk, maar niet altijd. Mijn leven was een rollercoaster. Voilà, dat is de beste samenvatting. Ik heb pech gehad, maar ook geen pech. Het ging van het ene naar het andere. Alleen qua werk en zo zat het vooral mee.”
Toch was Jacques Vermeire ooit klein. Ik vraag me af wie je ouders waren.
“Mijn vader was een fijne, zachte, heel positieve man, hij was rijkswachter. Het was mijn moeder die me intoomde, maar het was een toffe. Ik had geen broers en zussen, ik was kind alleen. Ik had geen speelkameraadjes. Dat zorgde ervoor dat ik opgroeide tussen de grote mensen, maar dat was in die tijd zo. Als er bezoek kwam, vond ik het fijn om mee te luisteren naar die verhalen over de Tweede Wereldoorlog, over mijn pa die tijdens de oorlog naar Duitsland werd gestuurd om er te werken. Hij zat twee jaar in een werkkamp. Dat moet heel zwaar geweest zijn, maar hij klaagde er nooit over.”
Waar ben je opgegroeid?
“Niet zover uit de buurt waar ik nu woon, in Bonheiden. Mijn ouders hadden er een kleine witte bungalow.”
Wat heb jij eigenlijk gestudeerd?
“Marketing, ik heb een graduaat. Dat was een opleiding van drie jaar die ik vlot afwerkte. Maar mijn hart wilde creatief en expressief bezig zijn. Ik deed een paar keer een ingangsexamen voor een opleiding toneel en zo, maar dat lukte niet.”
Veel zangers en artiesten zingen en acteren ongeveer van in de kleuterschool.
“Ik voerde thuis sketches op en mijn ouders keken en lachten en applaudisseerden. Ik deed dat thuis in huis, elke zondagmorgen. Ik was geen jongen die voetbalde of koerste of zo, dat interesseerde me niet. Ik wilde plezant zijn, moppen vertellen, met humor bezig zijn en mensen doen lachen.”
Met je ouders als publiek.
“Dat was de eerste fase. Dan op kerstavond bij vrienden van mijn ouders. Het was altijd een beetje een show die ik in elkaar prutste. Later bij de jeugdbeweging, dan bij het leger. Ik was bij de luchtmacht in Evere. Beetje bij beetje begon ik te voelen dat de mensen lachten om mijn moppen. Op school vonden ze dat minder plezant, ik heb hopen straf gehad. Een komiek is een komiek, dus niet ernstig, dachten ze. Ik zat te vaak te lachen in de klas.”
Vanwaar die interesse voor acteren?
“Ik ging als kleine jongen heel veel naar de cinema. Ik hield van films, acteurs spraken me aan.”
Was je vanaf dag één van je beroepsleven professioneel bezig als acteur?
“Allesbehalve. Ik dacht er zelfs niet aan dat zoiets kon. Je gaat het misschien niet geloven, maar ik zat een tijdje in zaken.”
Jacques Vermeire businessman?
“Omdat ik geen keuze had. Je hebt een inkomen nodig. Ik was eerst inkoper bij chemiereus Bayer in Antwerpen. Ik combineerde dat met Kabiaar, een cabaretgroepje. We hadden een paar hits. Dan ging ik Ragazzi-schoenen invoeren en verkopen. Maar het acteren en de hele showbizz op zich lieten me niet los, maar dat had duidelijk zijn tijd nodig. Je moest kansen krijgen.”
Was er een soort kantelpunt?
“Ik heb moeten wachten tot mijn 34ste toen ik een jobke kreeg bij Sportkaffee op BRT2 Limburg.”
Wat deed je er?
“Eigenlijk diende ik tijdens het programma pintjes en chips op. Voor het programma begon en als het nieuws van zeven uur in de ether was en het programma even stopte, speelde ik echter komiek. Ik hield de sfeer erin. Het kantelpunt was toen Frank Dingenen te gast was. Frank was in mijn genre op dat moment een grote meneer. ‘Wat je doet is leuk,’ zei hij en hij gaf me een kleine rol in Meester, hij begint weer. Zo is het treintje beginnen rollen.”
Wat volgde kennen we: De Drie Wijzen, FC De Kampioenen, Verschoten en Zoon, K3. Je speelde in heel veel films, je zong zelfs, je nam platen op. Je theatershow zorgde voor 200 optredens per jaar. Het is eindeloos. Je zal herinnerd worden, zei je ooit in interviews.
“Dat is ook zo. Ik ben in die context blij dat we in het digitale tijdperk leven. Ze zeggen van schrijvers dat ze nooit sterven, omdat hun boeken in de rekken van de bibliotheek staan. Awel, wij zullen ook nooit sterven. De generatie voor mij, beleefde het anders. Hun carrière is niet digitaal opgeslagen, die van mij wel. Ik word graag herinnerd, ja. (lacht)”
Waar je ook voor herinnerd wordt: toen je van de VRT overstapte naar VTM zei de commerciële zender dat ze een miljard Belgische frank in je investeerde.
“Een som waarmee ze vijf jaar lang programma’s met mij en rondom mij maakten. Via VTM ben ik helemaal tot mijn recht gekomen.”
Typeer je eigen humor eens.
“Die is zoals ik ben, volks. Voor de volle 100 procent. Wat ik doe, ben ik. De stijl is de mijne en veruiterlijkt het talent dat ik meekreeg vanaf dag één. Ik laat me in die context niet regisseren. Niets is geforceerd. Ik heb op een podium niemand nodig die zegt hoe het moet. Integendeel. Anderzijds moet je mij niet vragen om Shakespeare te vertolken he. Ik weet wat ik kan en niet kan.”
Mogen we je rol van Dimitri De Tremmerie, DDT in FC De Kampioenen, grandioos vinden. Zal ’t gaan, ja. Je moet onwaarschijnlijk vaak met DDT aangesproken worden? Het maakt deel uit van ons verleden en heden.
“Je houdt het niet voor mogelijk. En het stopt niet. De reeks is duidelijk onverslijtbaar. Ze gaat generaties overlappen. Zelfs de kinderen van dit moment kennen me.”
Kan je nog anoniem door de straten wandelen?
“Neen, maar daar ben ik niet voor gemaakt. Ik heb graag als de mensen me kennen en herkennen. Soms zwaaien ze naar mij als ze me passeren op de autosnelweg, dan zwaai ik terug.”
Hoe belangrijk is die rol van DDT voor jou?
“Je weet wellicht dat ik graag dingen verzamel. Awel, ik heb het allereerste rode klakske van DDT nog. Dat doe ik nooit weg. Ze mogen me er voor aanbieden wat ze willen, ik doe het nooit van de hand. Dat zegt alles.”
Je bent inderdaad een verwoed verzamelaar. We wandelden een tijdje geleden door je tentoonstelling op de pier van Blankenberge. Je kon er niet naast kijken. Je verzamelt zelfs Suskes en Wiskes. Wijlen Pieter Aspe, de schrijver van thrillerverhalen rond inspecteur Van In, deed dat ook. Die had een groot Jerommeke in zijn living staan.
“En mijn huis zit vol oude filmaffiches, vol stripverhalen en oude atlassen en zo. Maar alleen wat Belgisch is, behalve Romeinse munten. Dat is de beperking die ik me opleg.”
Wat heb je zoal?
“Ik heb de allereerste druk van Het Eiland Amoras van Suske en Wiske. Die strip is in goede staat en is centen waard. Op veilingen zou ik er 10.000 euro voor kunnen krijgen. Willy Vandersteen is één van mijn helden. Ik bewonder enorm de humor van die man. Onwaarschijnlijk hoeveel verhalen dat hij maakte. Hij had een ongebreidelde fantasie. Eindeloos. Ik heb een verzameling originele tekeningen van hem.”
Waarom zo’n dingen verzamelen?
“Omwille van de waarde op zich. Eerst een vooral als belegging, maar ook om de geschiedenis en de verhalen die errond zitten.”
Iets anders, Jacques. We zeiden het al dat je bijna 71 bent.
“(lacht) Ik ben een oude mens he. Er is mijn leeftijd, ik kan er niet omheen, but so what. Ik geef daar niet aan toe. Kijk naar Paul McCartney, die is 81 jaar en doet nog altijd alsof dat niet zo is. Ik weiger te lopen als een oud manneke. Fysiek ben ik ok.“
Je zei ooit dat je 100 jaar wil worden.
“Voila. Ik vecht daarom tegen alle negativiteit. Positief zijn is belangrijk. Mijn droom? Ik zou een record willen vestigen in de Vlaamse showbizz: ik wil voor mijn 100ste gevierd worden zoals met mijn 70ste gebeurde. Als mijn gezondheid het tenminste toelaat.”
Ouder worden betekent dat er mankementjes komen.
“Het zijn andere dingen dan het fysieke die me ambeteren. Ik onderhandel niet graag meer. Ik rijd ook steeds minder graag auto.”
Wat je gezondheid betreft… Je had een jaar of vijf geleden darmkanker.
“Op het moment dat ook mijn vrouw ernstig ziek was. Plots kreeg ik de diagnose. En het was vijf voor twaalf. Chemo was niet nodig, een operatie wel, maar het kwam allemaal goed.”
Op liefdesvlak had je minder geluk. Je scheidde twee keer. En een tijd geleden stond er in de boekjes: je had een tijdlang een relatie met Bieke uit FC De Kampioenen.
“Twee jaar. Het was heel mooi, heel intens, maar werk en privé liepen te veel door elkaar. Dat was niet vol te houden zodat het stopte.”
De traditionele vraag aan ouder wordende artiesten: hoelang wil je nog doorgaan?
“Nog tien jaar.”
En dan?
“Op reis gaan, de wereld zien. 80 jaar zijn en naar Tokio, Beijng, Kaapstad gaan, dat lijkt me wat.”
Noël Truyers
ga terug